De vreemde vogel
Op een late zomeravond in september vaart een krachtige grijswitte vogel mee op een warme maar ietwat onstuimige windvlaag vanuit de heuvels. Er is iets op komst. Hij voelt het. Hij klapwiekt nog een paar keer flink door en zet koers naar een mooie oude boom in het open veld voor hem. Daar aangekomen strijkt hij zorgvuldig neer, zich klaar makend voor een nachtje rust.
Terwijl hij zich nog even lekker uitrekt en zijn veren uitschudt, kijkt hij om zich heen en ontdekt een grote zwerm vogels op de naastgelegen takken. Bibberend en tegen elkaar aangekropen. Hij is verrast over het gedrag van de vogels en begint eens rond te vragen. Waarom zitten de vogels zo stijf tegen elkaar op de tak? Hebben ze het koud? Is er iets bijzonders aan de hand? Wat maakt dat ze zo angstig vastgeklampt zitten aan de takken?
Het blijkt dat ze hier al even zitten nadat ze de wind voelden opsteken. De wind is sindsdien ruw om hen heen aan het bewegen. Zo nu en dan iets rustiger, maar steeds met de nodige kracht. En hoewel er geen enkele reden is om aan te nemen dat de boom, waar ze al een paar weken op zitten, het vanavond zal begeven, zijn ze bang. En sinds die tijd zitten ze op de takken. Ondervoed, want ze hebben geen voedsel kunnen zoeken. En ongetraind, want ze hebben niet meer gevlogen. En nu zijn ze verzwakt en nog steeds bang. Bang dat de tak zal breken.
De vreemde vogel begrijpt er niets van. Maar wat àls die tak breekt? Ze hebben toch vleugels? Is dat niet de essentie van een vogel zijn?
De grote zwerm heeft echter zo lang stil gezeten in de oude, mooie vertrouwde boom, dat ze niet meer zeker weten of hun vleugels ze nog kunnen dragen. Ze durven niet meer te vertrouwen op hun vermogen om met de wind mee te bewegen en te kunnen sturen. Ze weten inmiddels niet meer wat het is om te vliegen. De wind neemt alleen maar toe en hun klauwen grijpen uit angst steeds dieper in het hout.
De grijswitte vogel realiseert zich dat hij iets te doen heeft en fluit een lied. Een lied over vliegen. Over het volgen van de wind. Over doen waar je voor in de wieg gelegd bent. Over loslaten en je overgeven. En hij zingt niet alleen maar laat ook zien hoe dat vliegen in zijn werk gaat. Eerst kleine stukjes. Van tak naar tak. Dan een klein rondje om de boom. En het duurt niet lang of de eerste vogels beginnen mee te neuriën. Anderen testen voorzichtig de draagkracht van hun vleugels.
Er gaan een paar dagen voorbij en de herfstwind steekt flink op. De grote boom, die al decennia lang zijn plek heeft ingenomen in het veld en is uitgegroeid tot een dikke, weelderige boom met veel zijn vertakkingen, Maar ondanks zijn imposante geschiedenis en uiterlijk, begint hij te kraken. Oude tijden kraken. Oude systemen kraken. Een paar vogels vliegen op. Anderen volgen. En in korte tijd vliegt een zwerm vogels boven de boom uit. Voorzichtig fladderen ze omhoog, eerst nog wiebelig en al snel krachtig en gericht. De vreemde vogel stijgt op. Tijd om te vertrekken. Ze kunnen nu wel zonder hem. Al valt de oude boom om. Al blijft de oude boom nog 100 jaar staan. Ze kunnen wel zonder hem. Ze weten weer wat het is om een Vogel te zijn.
Terug naar overzicht